Geachte heer Bach, In de afgelopen decennia heb ik, bij het bestuderen en bewerken van uw muziek, zoveel vragen verzameld dat ik, zou het mij vergund zijn om eens een middagje met u door te brengen, niet zou weten waar te beginnen.
In Calefax wordt veel gediscussieerd. Dat begon al toen we nog maar net op het conservatorium zaten, als gymnasiastenclubje dat zich eigenlijk te goed voelde voor de Hbo-opleiding. Een vast discussiepunt betrof de status van arrangementen versus nieuw gecomponeerde muziek. Dat was een definiërend onderwerp, want Calefax speelde in de eerste jaren beide; had vooral succes met de arrangementen, maar werd ook verguisd juist vanwege het nagenoeg ontbreken van origineel repertoire. We waren het over één ding eens: een arrangement mocht niet de interpretatie van een stuk in de weg staan en moest dus een ‘blanco’ versie zijn zonder interpretatieve beïnvloeding door de arrangeur.
Na enige jaren kwam ik er achter hoe idioot dat uitgangspunt is. Iedere verandering die aangebracht wordt aan het origineel, hoe klein ook, heeft invloed op de interpretatie; en een arrangement is een grote ingreep. Dit besef kwam als een bevrijding. Vanuit deze wetenschap exploreerde ik de invloed die ik mij toe-eigende wanneer ik een arrangement maakte. Een arrangement moet eigenlijk een nieuwe realisatie zijn van een oud muzikaal idee. Dat idee kan alleen dán aan het licht komen wanneer de oorspronkelijke verschijningsvorm van het stuk tot op het artistieke bot is afgepeld. In het geval van pianostukken was het dus zaak om iedere pianistiek te ontmaskeren en terug te brengen tot de essentie. Maar ook: lag iets lekker voor de piano, dan moest het ook lekker worden voor rietkwintet. Was het juist weerbarstig dan werd het dat ook.
Ik werd mij meer en meer bewust van mijn verantwoordelijkheid als arrangeur, een besef dat groeide tijdens het werken aan Bachs Goldbergvariaties (2004), waarin ik instrumentaal het uiterste moest vragen om de oorspronkelijke muzikale constructies recht te doen, wat nogal on-Bachse partijen tot gevolg had. Daarna begon ik ook muziek te creëren die juist inging tegen het principe dat een arrangement een weerspiegeling moest zijn van het oorspronkelijke idee. Eén van de eerste hercomposities die ik maakte is Flow my Tears (2008), waarin ik de oorspronkelijke melodie van John Dowland vergezeld liet gaan door vervreemdende glijtonen in de overige partijen.
Daarna was het hek van de dam. Naast ‘gewone’ arrangementen maakte ik met veel plezier nieuwe muziek ‘op basis van’ en het hele scala dat daartussen ligt. Ik componeerde een groot nieuw stuk voor Calefax en orgel op de baslijn van de Goldbergvariaties, maakte hercomposities van muziek van Bach en Monteverdi met als hoogtepunt muziek voor de “oeropera” Dijkdrift (Calefax en Silbersee, 2016).
Nu is daar Dido & Aeneazz bijgekomen, voor Calefax, trompet, bas en drums, gebaseerd op Henry Purcells Dido and Aeneas. Voor mij blijft na dit alles wel de vraag hangen of het überhaupt mogelijk is om muziek te maken die nergensop gebaseerd is. Zijn wij musici niet te zeer ondergedompeld in muziek om geheel authentieke muziek te maken? Ik voel mij daarover trouwens eerder verwonderd dan bezwaard.
Geachte heer Bach, In de afgelopen decennia heb ik, bij het bestuderen en bewerken van uw muziek, zoveel vragen verzameld dat ik, zou het mij vergund zijn om eens een middagje met u door te brengen, niet zou weten waar te beginnen.
Notes are not tones. My philosophy about tones is that no notation is ever sufficient to describe a tone.
In 2020 werd ik door Kiki Raposo-de Haas, voormalig manager van Calefax, genomineerd voor de Akademie van Kunsten, de kunstpoot van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
I only started teaching when I was 47, following a request by the Royal Conservatoire The Hague. Until then, I had always considered myself too young to teach.
Leven is nutteloos. Het kan verrassend leuk zijn, maar niemand verplicht je ertoe: je kunt het ook niet doen. Hetzelfde geldt voor kunst.
In 2007 zag ik voor het eerst Pixar’s animatiefilm Ratatouille, waarin de Parijse rat Remy er in slaagt om de keuken van een bekroond restaurant over te nemen en succesvol te runnen.
In Calefax wordt veel gediscussieerd. Dat begon al toen we nog maar net op het conservatorium zaten, als gymnasiastenclubje dat zich eigenlijk te goed voelde voor de Hbo-opleiding.
The path to this recording was long, windy and fascinating. It started with the awareness that the cello suites provide exceptional playing material for saxophonists.
De weg naar deze opname was lang, bochtig en interessant. Het begon vanuit het besef dat de suites zulk subliem speelmateriaal vormen voor saxofonisten.
I see an arrangement as a new conception of an older musical idea. Staying true to the original musical message with new instrumental means it should give way to new aspects of the composition.
Ergens in het najaar van 1997 stond ik te plassen in een urinoir. Naast me stond Frans Brüggen te plassen, in een ander urinoir.
Even before I entered conservatory, it was clear there was one composer who stood head and shoulders above the rest: Johann Sebastian Bach.
Nog voordat ik naar het conservatorium werd het mij duidelijk dat er één componist was die boven alle andere verheven was: Johann Sebastian Bach.
De bizarre vermenging van zo’n hyperformeel staatsbezoek met het toch altijd wat slordige Azië, raar hoor.
Calefax beziet de muziekgeschiedenis als het smoelenboek van de grote sociëteit der componisten.
Paganini Plus is the follow-up of Paganini Caprices for Saxophone. This new collection I gathered and arranged in the last few years for performances with Hans Eijsackers.
Paganini Plus is de opvolger van Paganini Caprices voor saxofoon. Deze nieuwe collectie heb ik de afgelopen jaren verzameld en gearrangeerd voor optredens met Hans Eijsackers.
China kan alleen nog maar meevallen. De afgelopen maand heb ik zeker zes boeken gelezen over het land. Het beeld was niet positief.
The nineteenth century not only marks the birth of the saxophone, it also ushered in the unique phenomenon of the virtuoso-composer.
De negentiende eeuw bracht niet alleen de geboorte van de saxofoon, maar ook een nieuw fenomeen: de virtuoos-componist.
Why is it that singing is generally considered more personal than instrumental playing?